Nathan Nehemia Goudsmit

“In 1942 werden de meeste Joden in Bussum, ons gezin incluis, gedwongen om naar Amsterdam te verhuizen, waar we op verschillende adressen hebben gewoond. In april 1943 werden mijn oudere broer Abraham en ik door het verzet naar verschillende onderduikadressen gebracht. Ik kwam in Sneek terecht in het katholieke gezin van Willem Posthuma Mantje. Deze parochiaan speelde een belangrijke rol in de Sneker onderduikorganisatie. Ik bleef tot de bevrijding bij dit gezin. Ze noemden me Hanske.

Ik heb leuke herinneringen aan mijn onderduiktijd, vooral met betrekking tot eetgewoonten. Zo hebben ze mij aangeleerd met een lepel stamppot te eten om geklieder te voorkomen. Op mijn bord werd dan in het midden een kuiltje gemaakt, waarin jus werd gedaan. Dan moest ik een hapje eten in het “kuulske” dopen. Ook herinner ik me een grote kist van triplex waarin paling werd gerookt. Bij mooi weer maakten we bijna wekelijks zeiltochten, o.a. naar familie in Akkrum, waar ik “kindertjes-thee” (met meer dan de helft melk) kreeg.

Na de bevrijding kon ik snel weer naar mijn ouders in Amsterdam. Zij hadden gelukkig, evenals mijn broer, de oorlog overleefd. Tot 1959 – toen ik naar Israël emigreerde – maakte ik vanuit Amsterdam bijna jaarlijks de oversteek over het IJsselmeer. Ik had de fiets dan bij me waarmee ik dan het laatste stuk naar mijn Friese vader en moeder in Sneek reed.

Met het vorderen van de leeftijd denk ik steeds meer aan mijn onderduikjaren in Sneek terug”.

‹ Ga terug...