Jacques Bleekveld

“Ik ben in 1943 in Holwerd terechtgekomen bij bakker Bavius Span en zijn vrouw Grietje. Ze hadden zelf geen kinderen. Maar kregen nu ineens een zoon en waren ontzettend blij met me. Ik had toen al een hele reis langs verschillende onderduikadressen achter de rug. Bij aankomst in Holwerd droeg ik een koffertje bij me met een paar pantoffels in maat 43 en een speelgoedvliegtuigje die ik ergens onderweg had gekregen.

Ik woonde voor mijn komst in Holwerd met mijn ouders Samuel en Sara en mijn jongere broertje in Amsterdam. Mijn vader werkte in een slachterij, mijn moeder was naaister. Toen we in 1943 werden opgepakt, kwamen we in de Hollandsche Schouwburg terecht. Daar werden alle Joden vastgezet voor deportatie naar de vernietigingskampen. Mijn ouders hebben het niet overleefd en zijn om het leven gebracht in Sobibor. Mijn broertje en ik zijn gered en uit de crèche tegenover de schouwburg gesmokkeld. Ik kan me niet meer herinneren hoe dat is gegaan. Eerst dook ik onder in de buurt van Amsterdam, maar op een adres in Zeist ging het helemaal mis. Midden in de nacht ben ik met anderen gevlucht en uiteindelijk in Fryslân terecht gekomen.

Ik sprak natuurlijk geen woord Fries toen ik in Holwerd kwam, maar ik voelde mij – ondanks alles wat ik in mijn jonge leven al had meegemaakt – er toch redelijk snel thuis. Naar school kon ik niet. Dat was te gevaarlijk en dus kreeg ik in het geheim les bij juf Osinga thuis. Na de oorlog ben ik bij Bavius en Grietje gebleven. Later is het contact hersteld met mijn broertje die de oorlog elders heeft overleefd. Maar we zijn gescheiden van elkaar opgegroeid.

De oorlog heeft grote impact gehad op mijn leven. Het is moeilijk om het allemaal een plekje te geven. Veel dingen slijten met de jaren. Maar dit niet. De oorlog is er altijd”.

‹ Ga terug...