Het kind

het kind is er niet meer
het kind is weg
losgescheurd
van moeders kus
en vaders mazzel tov

het kind slaapt op een lepeltje berenburg
en glijdt in een koffer
over het water naar een verre kust

het gaat aan een vreemde hand met trein en bus
steeds leger wordt het land
er lijkt niets te beleven
wordt hier wel gekust of lechaim geheven?

is het kind er nog?
het lacht, het eet, het speelt buiten
het spreekt zelfs fries
maar het moet zijn eigen naam vergeten
niemand mag weten hoe het heet

het beest met de smerige snuit
wacht in de kelderkast
op stampende laarzen marcheert hij eruit
het kind moet onder het luik
kan het beest hem ruiken
als hij voelt ik wil in veilige armen duiken?

is het kind er nog?
het land is vrij
waar hoort het kind nu bij?
wordt het gehaald of kan het blijven?

als ze tegen hem roepen
jij bent niet één van Liuwe en Doet
je heet Cohen, je bent een jood
dan doet die naam zo zeer
moeders kus, vaders mazzel tov kwijt
is het kind er niet meer

het kind zoekt zijn pad
het bekijkt de kaart
en vraagt, waar ga ik heen?
waar geen slaven zijn, zeggen gesmoorde stemmen
waar scherven een sprankje worden
als je ze lijmen kunt
en durft erop te lopen

het kind is er nog
het kind begint zijn tocht

Syds Wiersma